DRENTHINA, DE HOOGEVEENSE ZEMERIJ

[van Luijk]

DRENTHINA, DE HOOGEVEENSE ZEMERIJ
De korte geschiedenis van de zemerij Drenthina is nauw verweven met die van onze vereniging. De Heidebloem werd op initiatief van de heren M. Vlietstra, N. Schelhaas Hzn., B. Bakker Rzn., B. H. Bakker, A. Everts en anderen opgericht in het najaar van 1912. Zij belegden toen in november een vergadering om te komen tot de oprichting van de Heidebloem, als afdeling van de Vereniging tot Bevordering van de Bijenteelt in Nederland. De eerste ledenvergadering werd gehouden op 13 januari 1913. Sinsdien zijn er min of meer consequent notulen bijgehouden. Soms waren het niet meer dan aantekeningen volgens een vast patroon, maar zo af en toe zijn ze te lezen als een roman. Dan zie je de mensen zitten in café Bolk aan de Grote Kerkstraat, meestal rustig maar soms ook opgewonden als ze manipulaties van het bestuur vermoeden. De informatie van het volgende stuk komt uit een oud notulenboek. Daarin zijn ze geschreven met een kroontjespen en zwarte inkt uit een potje. Waar letterlijk is overgenomen, is de tekst tussen aanhalingstekens gezet.

Door de andere tijd, het grotere economische belang van de imkerij, verliep een ledenvergadering van onze vereniging toen anders. Vaste onderdelen waren de inkoop van suiker en de gunning van de honing. Belangstellenden, meestal handelaren, konden voor die gunning inschrijven, waarna de vergadering besloot aan wie de imker zijn honing zou kunnen leveren. Strijdpunt was vaak of de imkers vrij waren te leveren aan wie ze wilden. Bovendien waren belangen zo nadrukkelijk verstrengeld, dat dat feit op zich al genoeg aanleiding was voor veel irritatie.

De notulen van 14 januari 1919 betreffen de jaarvergadering en beginnen met de mededeling, dat de notulen en het jaarverslag goed gekeurd werden. Hierna volgden het lezen van de rekeningen en de verantwoording daarvan. Er was een nadelig saldo van f. 40,79. Daarnaast had de vereniging ook 170 pakken zwavel à f. 0,40 in voorraad, zodat er toch nog een voordelig saldo van f. 27,21 was. De rekening werd nagezien, een abuis hersteld, en vervolgens goedgekeurd met dankzegging aan de penningmeester. Tijdens het nazien werd de contributie geïnd van 57 leden. Als afgevaardigde naar Utrecht stelde de heer G. J. van Heek zich beschikbaar. Hierna volgden de bestuursverkiezingen. Gekozen werden na drie ronden de heren Van Heek, J. Broer en M. Vlietstra. De notulen gaan als volgt verder.

'Terwijl 2 hun benoeming aannamen stelde Van Heek aanneming afhankelijk van de volgende punten der agenda. De heer Van Heek leidde de kwestie omtrent een zeemerij in. Hij deelde mede, dat tot de oprichting van een zeemerij door hem met Ogterop besloten was en deed het voorstel de leden der vereeniging te doen leveren aan die zeemerij, zonder de onkosten en ongemakken verbonden aan een eigen zeemerij of aan een inschrijving. De leden zouden totaal vrij zijn en voor hun honing ontvangen het gemiddelde van de inschrijfprijs der omliggende plaatsen, terwijl voor mooi verzorgden honing een premie zou worden betaald. Nadat de secretaris had verklaard, dat hij dit plan even aannemelijk vond als het vorige verwerpelijk en G. Oost nog eenige inlichtingen kreeg omtrent de vrijheid van handelen, besloot de vergadering bijna eenstemmig, op dit voorstel in te gaan, zoodat thans Van Heek zijn benoeming aannam.'