Hommelbehoud.

Verwant aan honingbijen zijn talloze insecten. Veel imkers hebben er een speciaal oog voor ontwikkeld. Ook niet verwante insecten hebben vaak hun interesse.
Gebruikersavatar
Hans van der Post.
Moderator
Berichten: 8246
Lid geworden op: di 21 nov 2000, 00:00
Imker sinds: 1962
Aantal volken: 14
Bijenras(sen): F1 carnica VSH
Locatie: Oegstgeest
Contacteer:

Hommelbehoud.

Bericht door Hans van der Post. » do 20 jan 2022, 21:43

Reportage: Hommelbehoud Hannah van der Wurff 20 januari 2022, 13:11 Trouw
Dit kunnen we doen om de bedreigde hommel te redden.

Bijenonderzoeker Linde Slikboer in haar bijenvriendelijke tuin.
Het gaat slecht met de hommel. Nu een kwart van de soorten in Nederland uitgestorven zijn en bijna alle andere soorten bedreigd zijn, zocht het EIS Kenniscentrum Insecten naar het antwoord op de vraag: hoe kunnen we hommels, en andere bijensoorten, het beste beschermen?

De grassen en planten hangen er bruin en slapjes bij. Gehuld in een dikke winterjas wijst bijenonderzoeker Linde Slikboer naar een bijenhotel dat aan de muur van de schuur in haar dorre tuin hangt. “Zet die maar niet op de foto. Die is van een tuincentrum. Niet het beste voorbeeld”, zegt ze lachend. Slikboer heeft van haar Vinex-tuin een insectenparadijs gemaakt, juist door bijna niets te doen. “In de warme maanden zijn hier volop bijen te vinden. Wel veertig soorten.”

Een unicum, zo’n insectenparadijs, want door slinkende of bevuilde leefgebieden daalt het aantal insectensoorten jaarlijks met 2,5 procent, bleek in 2019. Hommels, misschien wel de meest in het oog springende bijensoort, horen bij de meest bedreigde groep. Een kwart van de 28 hommelsoorten in Nederland is inmiddels uitgestorven en zeventien soorten zijn bedreigd. Hoog tijd om te onderzoeken hoe dit tij te keren valt, stelde het EIS Kenniscentrum Insecten. En zo startte het een vierjarig onderzoek naar de behoeftes van bijen in Nederland, met de pluizige hommel als boegbeeld. Slikboer had de laatste paar jaar de leiding.

Maaigraag Nederland
Wijzend naar haar zelfgemaakte insectenhotel in haar tuin, dat tegen de schutting aan leunt en bestaat slechts uit houten blokken met gaten, deelt Slikboer haar eerste les: “De meeste bijen zijn niet geholpen met een bijenhotel in een tuin.” Ze stapt om een dode boomstronk heen en keert zich richting het bijenhotel aan haar schuurmuur. “En al helemaal niet met zo’n commercieel bijenhotel. Geen enkele bij maakt gebruik van de dennenappels die erin zitten. In mijn zelfgemaakte hotel leggen misschien een paar soorten eitjes, maar de hommel help je er niet mee.” Deze pluizige reuzen bouwen hun nesten in of op de grond, door als vogeltjes stukken mos te verzamelen en er een hoopje mee te bouwen. Daaronder wonen de hommels, vaak met honderden. Net zoals de honingbij, die al snel met duizenden een korf bouwen.

Hoewel macht in aantallen zit, maakt het ook kwetsbaar. Het verstoren van het nest tijdens de maanden dat het volk zich opbouwt in de lente en zomer zorgt er al snel voor dat de hele kolonie afsterft. En terwijl een bijenkorf vaak boven de grond hangt, lopen hommelnesten een veel grotere kans kapot gemaaid, opgegraven of gegeten door een dier of vermorzeld te worden door een trekker.

Dat leidt Slikboer, die ondertussen vanuit de wintertuin haar woonkamer weer binnenstapt, tot les twee. Net zoals andere vliegende insecten zijn hommels afhankelijk van bloemen. De som is volgens Slikboer simpel: “Minder natuur, waar in maaigraag Nederland sprake van is, betekent minder bloemen, en dat betekent minder voedsel.” Geen voedsel betekent dat het opbouwen van de kolonie stokt. Datzelfde lot treft de honingbij, maar omdat honingbijen door imkers een zetje kunnen krijgen met suikerwater en een grotere voedselreserve kunnen opbouwen, kunnen zij jaren aan voedselschaarste overbruggen.

De hommel heeft die luxe niet, verzucht Slikboer terwijl ze aan haar keukentafel plaatsneemt. “Hommels zijn ingesteld op de geur van een plant of bloem. Suikerwater herkennen ze niet. Zeker voor de hommelsoorten die houden van bepaalde planten die wegens stikstof, gif of vermesting bijna niet meer groeien, is dit een groot probleem.”

Vrijwilligers tellen hommels
Het blijft eigenlijk bij die twee lessen, want de frustratie zit bij Slikboer bij het tekort aan bloemen. Daar valt onder groenbeheerders en insectenliefhebbers de meeste winst te behalen, vertelt ze terwijl ze twee houten dozen erbij pakt. Daarin houdt ze haar eigen collectie hommels en andere bijen, die ze in Nederland gevonden heeft. Andere voorbeelden van haar ingelijste insectencollectie, zoals tientallen torren, vlinders en vliegen, sieren de muren van haar woonkeuken. In de doos voor haar liggen ook zeldzame hommels, die zich moeilijk kunnen aanpassen aan “de manier waarop wij het land inrichten,” aldus Slikboer. “Sommige van deze kom je maar één keer in je leven tegen.”

De bijenonderzoeker wijst naar haar kleine verzameling zeldzame hommels. Zoals de zandhommel, een grijze hommel met gele tekening op de rug, die tot 1980 algemeen voorkwam in Nederland in open en bloemrijke landschappen. Door zijn voorliefde voor de rode klaver, een plant die veel voorkomt in bermen en op landbouwgrond, kwam hij de laatste jaren in de problemen. Het zijn juist deze twee plekken die de laatste jaren namelijk intensief gemaaid en bijgehouden worden. De zandhommel is op het moment bedreigd.

Om dergelijke veranderingen in de hommelpopulatie beter in kaart te brengen, bedreigd of niet, is er tijdens het onderzoek een project voor het tellen van hommels opgezet. Ideaal insectenonderzoek waar vrijwilligers aan kunnen bijdragen, stelt Slikboer. “Er zijn niet al te veel soorten, ze zijn groot en door de verschillende kleurpatronen zijn ze makkelijk te herkennen.”

Bijenvriendelijk natuurbeheer
Hoe meer de bijenonderzoeker en het team bij het insectencentrum leren over de redenen dat hommels zoals de zandhommel verdwijnen, hoe meer stof zij hebben om voor te leggen aan groenbeheerders tijdens cursussen over bijenvriendelijk natuurbeheer. De hoofdboodschap tijdens een cursus is dan ook: niet elke berm in één keer plat maaien. En hoe goed het ook bedoeld is, massaal inzaaien met uitheemse planten, hoe mooi ze ook bloeien, werkt vaak averechts.

Met een schuin oog lonkt Slikboer naar haar eigen bijenparadijs, waar ze die filosofie tot leven heeft gebracht. Nederlandse bijen houden van Nederlandse planten, dus heeft zij de laatste twee jaar haar tuin laten doen wat hij zelf wil. Het bijenhotel uit het tuincentrum zal met de overvloed aan aantrekkelijke planten onbewoond blijven. Maar de hommel zal daar minder snel te vinden zijn. Diens lot ligt in de handen van de beheerders van de groene parken, velden en akkers.

Het zelfgemaakte bijenhotel van Slikboer, waar metselbijen of tronkenbijen zichzelf of hun eitjes in kunnen bouwen. Daaronder een nagebootst duinlandschap, waar andere bijen zich kunnen ingraven. Beeld Werry Crone
Het zelfgemaakte bijenhotel van Slikboer, waar metselbijen of tronkenbijen zichzelf of hun eitjes in kunnen bouwen. Daaronder een nagebootst duinlandschap, waar andere bijen zich kunnen ingraven.Beeld Werry Crone
‘Kijk vooral wat er uit de grond komt zetten, daar houden bijen van’

Hoewel hommels van grote open velden met bloemen houden, heb je ook individuen die kunnen langswippen in jouw tuin. Met een bijenhotel help je ze echter niet. Daar zijn andere bijensoorten bij gebaat, zoals metselbijen of tronkenbijen. Belangrijk volgens Slikboer: “De gaatjes in een bijenhotel hoeven niet schoongemaakt te worden. Sterker nog, door de gaatjes uit te boren maak je de eitjes en larven die erin gelegd zijn dood.”

Voor de bijen die graag in een holte overwinteren of nestelen is dood hout een goede oplossing. Maar ook planten met holle stengels, zoals de grote kaardebol, doen het goed in Slikboers tuin. “In de natuur zitten bijen ook in dit soort stengels.”

Haar tuin, die voornamelijk bestaat uit zandgrond, heeft ze zelf in zones ingericht. Een zone waar de vorige bewoner potgrond had neergelegd, huist hoge grassen. Die grassen trekken weer andere soorten bijen aan dan het hoopje zand, waar bijen die zich graag ingraven het meest zitten.

Kijk wat er natuurlijk uit de grond komt zetten en onthoud dat verschillende soorten planten verschillende bijen aantrekken, raadt de bijendeskundige aan. Inheemse planten en diversiteit zijn daarom aan te moedigen.

Een koningin van een kolonie aardhommels, een van zes veelvoorkomende hommelsoorten in Nederland. Zeventien andere soorten zijn bedreigd. Zeven andere soorten zijn intussen uitgestorven. Beeld Werry Crone
Een koningin van een kolonie aardhommels, een van zes veelvoorkomende hommelsoorten in Nederland. Zeventien andere soorten zijn bedreigd. Zeven andere soorten zijn intussen uitgestorven.Beeld Werry Crone
Een gemberkleurige streep of een donkerrood kontje: zo herken je deze pluizige bij en haar soorten
Ze zijn ook wel de Vikings onder de bijen. De hommel houdt niet zo van warmte en is daarom wat groter, breder en pluiziger gebouwd dan de doorsnee honingbij. Hoe noordelijker je trekt, hoe meer hommelsoorten je tegenkomt.

Nederland telt zes veelvoorkomende soorten. Ze zijn makkelijk te onderscheiden, omdat ze allemaal een ander kleurenpatroon hebben.

De steenhommel is helemaal zwart, met een bruinrode ‘kont’ of ‘achterlijfspunt’. De akkerhommel is te herkennen aan een bruinbehaard borststuk en een bruine punt en komt het vaakst voor. Bij ‘hommel’ denken de meeste mensen aan de aardhommel, met haar gele strepen en witte punt. De tuinhommel lijkt daarop, maar heeft een extra gele band. De boomhommel, niet te verwarren met de akkerhommel, heeft een bruin borststuk met een witte punt. De weidehommel, die lijkt veel op de aardhommel. Maar ze heeft een rode punt, geen witte.

Deze hommelsoorten zijn niet bedreigd en komen op veel plekken voor, omdat ze minder kieskeurig zijn over waar ze nestelen en wat ze eten. Aantallen van deze hommelsoorten worden sinds kort bijgehouden door vrijwilligers, zodat het duidelijker wordt voor onderzoekers hoe het met de hommels in Nederland staat.
!Hans.

Plaats reactie

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 18 gasten