Darrenraatmethode, nog steeds, tsja, nee dus.
Geplaatst: wo 21 nov 2001, 18:27
Hans v/d Post heeft gisteren enige artikelen uit de eerste jaargangen van het Maandschrift voor de bijenteelt in het Groentje-archief geplaatst(klik bovenaan de pagina op archieven en je komt er). In het decembernummer van 1900 schrijft T.C. Hootsen, die later een praktijkboek voor imkers zou schrijven, over zijn "Eenheidstheorie".
Hij betoogt dat een bijenvolk, woning en omgeving een samenhangend geheel vormen, waar de imker niet straffeloos een onderdeel van weg mag nemen.
http://www.bijenhouden.nl/groentje/topi ... OPIC_ID=50
Daarbij schrijft hij over darren;
"Wie den bijenstaat als een organisme beschouwt, zal erkennen, dat er niets kan gemist worden en men ook niet de darren moet wegvangen en dooden, zooals vele imkers doen en waarvoor zelfs vallen in den
handel zijn gebracht. De bijen alleen weten den tijd, wanneer ze zich van de darren moeten ontdoen. Men zal ook niet roekeloos een stuk raat wegnemen, want dit is een wond, het organisme aangedaan."
Ik breng al lang de nadelen van het wegsnijden van darrenraat naar voren, zoals bij biologische varroa-bestrijding aanbevolen wordt. Dus ik las het bovenstaande met plezier.
Een interessante bevestiging van de stelling dat darrenbroed juist niet weggenomen moet worden, ontleen ik aan een artikel van Rinderer e.a. (Apidologie 2001-vol.32-pag.381-394). De onderzoekers hebben een vergelijkend onderzoek gedaan naar de varroa-ontwikkeling in Primorsky volken. Zij constateren dat deze P. bijen een sterke weerstand t.o.v. varroa hebben. Zij blijven in leven met populaties van 4000 mijten in het volk. Controlevolken overleefden het niet. Er is niet maar één kenmerkend verschil tussen de P. en de controle-groepbijen, maar eerder een reeks kleine verschillen. Aardig genoeg hebben de Primorsky-volken meer darrenbroed dan de controlevolken. En volgens de onderzoekers levert dit juist een interessante bijdrage aan de varroa-tolerantie. Er is een ruim aanbod van darrenbroed, terwijl de mijten er zich minder in reproduceren. Ook deze onderzoekers signaleren een voorkeur voor het opzoeken van darrenbroed bij mijten.
Zij suggereren dat er een selectie bij darren heeft plaatsgevonden in het stamgebied van de P. bijen. De darren, die de varroa wel overleefden, kregen een survivalvoordeel. Resultaat is een bijenvolk dat op het goede moment aanzienlijke hoeveelheden darren kan produceren. Daarmee ontstaat een voldoende aanbod voor de mijten. De werksters kunnen dan zonder schade hun werk doen.
Aanpassing tussen bijen en mijten, daar gaat het om. Juist de imkers maken dat onmogelijk. Dat vind ik al heel lang. Ingemar Fries en Scott Camazine schrijven (apidologie 32, 2001 pag. 199-214) letterlijk (door mij vertaald)
"In het geval van Varroa, een wereldwijde ramp voor het bijenhouden, menen wij dat de bijenhouders-cultuur verantwoordelijk is voor het instandhouden van het de virulente vorm van het pathogeen. In gebieden waar de parasiet zich enkele tientallen jaren heeft gevestigd in honingbij-populaties, die niet door imkers gecontroleerd worden, is de parasiet niet langer meer dodelijk voor de geinfesteerde volken. Dit is het geval in Zuid-Amerika, in zowel geafricaniseerde bijen, als in bijen van Europese oorsprong (Rosenkranz, 1999) en ook in Noord Afrika (Ritter 1990). Het mechanisme van varroa-tolerantie schijnt verschillend te zijn voor de diverse subpopulaties van honingbijen, en heeft zich waarschijnlijk onafhankelijk van elkaar ontwikkeld. Merk bovendien op, dat de varroa gastheer relatie gecompliceerd wordt door het feit dat er van deze parasiet niet één, maar meerdere complexe soorten bestaan (Anderson en Fuchs, 1998), waarbij de mijt die de Europese bijen infesteert, sinds kort omschreven wordt als varroa destructor.(Anderson en Trueman, 2000).
Onder de invloed van praktijken in de imkerij die meer gelegenheid bieden voor een horizontale overdracht, (wat daarmee bedoeld wordt leg ik binnenkort uit, Romée) wordt een meer virulente gastheer-parasiet relatie
Hij betoogt dat een bijenvolk, woning en omgeving een samenhangend geheel vormen, waar de imker niet straffeloos een onderdeel van weg mag nemen.
http://www.bijenhouden.nl/groentje/topi ... OPIC_ID=50
Daarbij schrijft hij over darren;
"Wie den bijenstaat als een organisme beschouwt, zal erkennen, dat er niets kan gemist worden en men ook niet de darren moet wegvangen en dooden, zooals vele imkers doen en waarvoor zelfs vallen in den
handel zijn gebracht. De bijen alleen weten den tijd, wanneer ze zich van de darren moeten ontdoen. Men zal ook niet roekeloos een stuk raat wegnemen, want dit is een wond, het organisme aangedaan."
Ik breng al lang de nadelen van het wegsnijden van darrenraat naar voren, zoals bij biologische varroa-bestrijding aanbevolen wordt. Dus ik las het bovenstaande met plezier.
Een interessante bevestiging van de stelling dat darrenbroed juist niet weggenomen moet worden, ontleen ik aan een artikel van Rinderer e.a. (Apidologie 2001-vol.32-pag.381-394). De onderzoekers hebben een vergelijkend onderzoek gedaan naar de varroa-ontwikkeling in Primorsky volken. Zij constateren dat deze P. bijen een sterke weerstand t.o.v. varroa hebben. Zij blijven in leven met populaties van 4000 mijten in het volk. Controlevolken overleefden het niet. Er is niet maar één kenmerkend verschil tussen de P. en de controle-groepbijen, maar eerder een reeks kleine verschillen. Aardig genoeg hebben de Primorsky-volken meer darrenbroed dan de controlevolken. En volgens de onderzoekers levert dit juist een interessante bijdrage aan de varroa-tolerantie. Er is een ruim aanbod van darrenbroed, terwijl de mijten er zich minder in reproduceren. Ook deze onderzoekers signaleren een voorkeur voor het opzoeken van darrenbroed bij mijten.
Zij suggereren dat er een selectie bij darren heeft plaatsgevonden in het stamgebied van de P. bijen. De darren, die de varroa wel overleefden, kregen een survivalvoordeel. Resultaat is een bijenvolk dat op het goede moment aanzienlijke hoeveelheden darren kan produceren. Daarmee ontstaat een voldoende aanbod voor de mijten. De werksters kunnen dan zonder schade hun werk doen.
Aanpassing tussen bijen en mijten, daar gaat het om. Juist de imkers maken dat onmogelijk. Dat vind ik al heel lang. Ingemar Fries en Scott Camazine schrijven (apidologie 32, 2001 pag. 199-214) letterlijk (door mij vertaald)
"In het geval van Varroa, een wereldwijde ramp voor het bijenhouden, menen wij dat de bijenhouders-cultuur verantwoordelijk is voor het instandhouden van het de virulente vorm van het pathogeen. In gebieden waar de parasiet zich enkele tientallen jaren heeft gevestigd in honingbij-populaties, die niet door imkers gecontroleerd worden, is de parasiet niet langer meer dodelijk voor de geinfesteerde volken. Dit is het geval in Zuid-Amerika, in zowel geafricaniseerde bijen, als in bijen van Europese oorsprong (Rosenkranz, 1999) en ook in Noord Afrika (Ritter 1990). Het mechanisme van varroa-tolerantie schijnt verschillend te zijn voor de diverse subpopulaties van honingbijen, en heeft zich waarschijnlijk onafhankelijk van elkaar ontwikkeld. Merk bovendien op, dat de varroa gastheer relatie gecompliceerd wordt door het feit dat er van deze parasiet niet één, maar meerdere complexe soorten bestaan (Anderson en Fuchs, 1998), waarbij de mijt die de Europese bijen infesteert, sinds kort omschreven wordt als varroa destructor.(Anderson en Trueman, 2000).
Onder de invloed van praktijken in de imkerij die meer gelegenheid bieden voor een horizontale overdracht, (wat daarmee bedoeld wordt leg ik binnenkort uit, Romée) wordt een meer virulente gastheer-parasiet relatie