A.m.m. selectie
Geplaatst: vr 01 dec 2000, 16:35
Romee heeft mij uitgedaagd iets te schrijven over de exotische rassen van de bij in Nederland. Onder exoten wordt dan verstaan: alles wat niet duidelijk apis mellifera mellifera (a.m.m.) is. Toevallig heb ik voor mezelf en mijn SARV team iets opgeschreven over hoe ik met onze bijen richting a.m.m. wil gaan ontwikkelen. Na een paar jaar rommelen met vallen en opstaan heb ik nu de methode voor ogen die ik komende jaren systematisch wil volgen. Ik houd jullie jaarlijks op de hoogte van het resultaat en ben zo brutaal het nu al bij voorbaat voor jullie neer te zetten. Het is een heel verhaal, daarvoor excuus maar alles waar ik op moet letten staat erin. Het eerste jaar zal ik jullie niet uitnodigen eens te komen kijken maar als het echt wat wordt zijn jullie welkom. Ik elke geval zullen wij meer dan gebaat zijn bij jullie kritisch, deskundig en liefdevol commentaar.
Inleiding (winter 2000-2001)
Naar aanleiding van het overzicht in 1 van de laatste groentjes heb ik voor mezelf nog eens op een rijtje gezet hoe te werk te gaan bij het selecteren op stand van de voor die locatie ideale bijenpopulatie.
Lang heb ik gedacht dat dat moest inhouden: terug naar de echte zwarte bij, de a.m.m. maar uit literatuur blijkt dat de gedomesticeerde zwarte bij eeuwenlang is geselecteerd door de korfimkerij voor de heide op eigenschappen die deels niet ideaal zijn. De oorspronkelijke inheemse Nederlandse wilde a.m.m. is gemakshalve als uitgestorven te beschouwen. Wel ben ik er van overtuigd dat hernieuwde selectie beslist wel een a.m.m.-achtige bij zal opleveren, gelet op de cubitaal index van veel bastaard bijen.
De belangrijkste a.m.m. eigenschappen die voor ons klimaat logisch zijn en waar makkelijk op te selecteren valt zijn:
-zwart om in de ochtendzon snel op te warmen
-groot om krachtig tegen de wind in te vliegen
Als de inheemse wilde a.m.m. inderdaad uitgestorven is, is het alleen maar gunstig dat er allerlei exotische rassen zijn geïmporteerd waardoor de genenpool sterk is toegenomen en de kans op een herschepping van het wilde ras navenant. Immers de eigenschappen die typisch mediterraan zijn of anderszins hier niet aarden zullen het vanzelf afleggen. En de genen die door het uitsterven van de a.m.m. zijn verdwenen zitten in die rassen wellicht nog verborgen en komen bij goede selectie weer tevoorschijn.
Natuurlijke immes
Uit genoemd 'groentje' heb ik bevestigd gezien dat de selectie niet moet gebeuren op moer(en darren)-niveau maar op imme, het geheel van het volk met thuisbijen rond de moer op het broednest. Daarbij hoort dat het broednest zoveel mogelijk door de imme zelf wordt gebouwd en niet met kunstraat. De meest natuurlijke imme vormt zich in een korf. Hoewel ze als productie middel onpraktisch zijn, horen een paar korven op de stand er dus echt bij als broedplaats voor meer natuurlijke immes. Idealiter zouden er in buurt van de stand een paar (ver)wild(derde) immes moeten zijn, die zichzelf door de jaren heen steeds beter aan het milieu ter plekke aanpassen.
Imme-grootte
Hoogst waarschijnlijk is een wilde imme gemiddeld veel kleiner dan onze grote productievolken. Denk aan de vele meestal kleine nazwermen die van nature voorkomen en zich toch geacht worden te handhaven als ze maar een plekje kunnen vinden om te wonen.
Denk ook aan de Renson methode waar een kunstmatig kleine imme zorgt voor topvolken in het hoogseizoen.
Mijns inziens zijn 3- en 6-ramers de goede woningen voor het selecteren van goede immes.
Vliegbijen
Vliegbijen hebben een veel losser verband met de imme dan de thuisbijen. Dat blijkt ook uit het feit dat een goede imme zich zeer snel herstelt van 'af laten vliegen'. De selectie-immes kunnen dus zonder bezwaar gebruikt worden om productievolken op juiste drachtmomenten tot bovennatuurlijke sterkte op te voeren. In de productievolken moet dan wel een navenant sterke imme aanwezig zijn die door de overmaat aan vliegbijen niet zal worden overbelast.
Darren
Op een bijenstand zijn altijd voldoende darren aanwezig. Daarom zal de productie van darren geen selectie criterium zijn. Een imme die overmatig veel darren produceert zal vanzelf een zwakke imme worden, temeer daar veel darren ook veel varroamijten produceren. Dit laatste zegt trouwens iets over de darreraat methode: als we niet oppassen met dit soort akties gaan we daarmee immes selecteren die vooral goed zijn in darren kweken. Tenzij onze immes gebaseerd zijn op koninginneteelt en in de kweekvolken geen darreraatmethode wordt toegepast. Bij immeselectie kan dus geen darreraatmethode worden gebruikt.
Overigens waren begin augustus 2000 twee van onze volken op behoorlijke schaal dagelijks darrepoppen naar buiten aan het gooien; wellicht onderdeel van natuurlijke varroabestrijding??
Een ander darre-aspect is dat de darren nog veel losser van de immes staan dan de vliegbijen. Niet alleen kunnen zij binnen de stand van imme naar imme verhuizen. Ook is hun territorium zo groot (straal veel meer dan 10Km) dat op elke stand op het vasteland in Nederland wel darren van andere stands aanwezig zijn. Gemakshalve en zolang er geen betere wetenschappelijk gefundeerde informatie is neem ik aan dat op de stand de helft van de aldaar geboren darren is weggevlogen en dat minimaal 20% van de aanwezige darren van elders komt en dus kan bijdragen aan de genenpool van de stand. Met de natte vinger meen ik relatief veel Buckfast darren op mijn stand waar te nemen, in elk geval ook darren die niet op mijn bijen lijken. Buckfast darren zijn relatief groot en kunnen ver vliegen, net als trouwens de legendarische a.m.m..
Genenpool
In de biologie hoor ik dat een populatie uit minimaal 500 zich voortplantende, genetisch niet identieke individuen moet bestaan om duurzaam te kunnen zijn. Ik neem aan dat een imme qua voortplanting bestaat uit een koningin bevrucht door minimaal 5 darren, waarvan er gemiddeld minstens 1 van buiten komt. Nu wil ik die ene dar die van verre komt 5x tellen omdat ik aanneem dat de vreemde darren van minstens 5 verschillende verre stands komen, dus dat is goed voor de genen. Dan ga ik uit van ca 10 zich voortplantende individuen per volk, waaronder echter slechts 1 vrouwtje die echter toch weer genetisch identiek is met haar eigen darren. (Planten eigenlijk dus alleen de darren zich voort, ik snap het even niet meer hoor.) Om kort te gaan: om stabiel te kunnen selecteren heb ik dus 500/10=50 immes nodig. Dat ga ik niet halen dus ik ben van plan elk jaar minimaal 1 imme van elders minimaal 20 KM verderop te importeren, liefst een bastaard volk met veel genen. En een volk dat lijkt op waar ik naar streef namelijk a.m.m. achtig: liefst grote donkere bijen, die mijn genenpool niet alleen verjongen maar ook de goede kant op helpen.
Overigens pleit dit genenpool verhaal duidelijk tegen regionale koninginneteelt waarbij de meeste jonge koninginnen uit een zeer beperkt aantal weliswaar zeer goede volken komen. Als je eenmaal aan geïmporteerde koninginnen begint zit je er aan vast want vanzelf komt het nooit meer goed zodra je ermee op houdt.
Productievolken
Op onze stand is plaats voor maximaal 5-8 productievolken. Dat zijn de volken die zich in het voorjaar tijdens de paardebloemen het meest explosief ontwikkelen.
Deze volken komen duurzaam op een broednest van een broedbak plus een honingkamer of 2 broedkamers. Naar gelang de dracht honingkamers toevoegen en voor versnelde groei ramen met gesloten broed toevoegen uit sterke selectie-immes. Voor de hoofddracht (in mijn geval witte klaver en braam met vooraf al bladramenas) een sterk volk of korf erop af laten vliegen en tegelijk een K.rooster boven de imme plaatsen om te voorkomen dat het broednest erg wordt uitgebreid. Dat geeft 6 weken lang een zeer sterk productievolk is de bedoeling.
Daarna is het heidehoning halen alleen voor de volken die daar nog puf in hebben.
Rond 10 september inwinteren na de laatste oogst.
Selectie-immes
Er zijn vijf bronnen van selectie-immes
-de minivolken die goed door de winter komen
-de afleggers met oude moeren
-de korven die zelfselectie doen
-extra afleggers met de jonge moeren die in de beste hoofdvolken aangezet worden met weinig bijen erin om te starten. Onder het motto: als de imme goed is wordt het vanzelf wat en anders moeten we ze ook niet hebben.
-hernieuwd splitsen van de afleggers met oude moeren als ze veelbelovend zijn
Op deze manier zijn er in juli 4 of 5 maal zoveel selectie-immes als productievolken, de bedoeling is dat ze de kans krijgen te laten zien wat ze waard zijn of het anders afleggen. Na begin juli is het klaar en kunnen enkele van de sterkste immes nog tot begin augustus een honingkamer krijgen om mee te helpen aan de productie. Eventuele halfvolle honingramen kunnen daarna worden afgevuld door de productievolken.
Inwinteren productievolken
Na de hoofddracht eind augustus of nog later zijn de betreffende volken -aangejaagd als ze zijn tot zware overproductie- in slechte conditie. Als er een overvloed aan pollendracht is kunnen ze nog tot diep in oktober doorgaan met productie van de winterimme. Mede daarom de honing in de broedkamers niet afnemen. Verder langzaam inwinteren met ruim suiker.
Inwinteren immes
Vanaf eind juli uiterlijk begin augustus begint de inwintering van de selectie-immes. Nu kunnen ze laten zien wat ze waard want ze mogen zonder hulp zichzelf inwinteren en zichzelf zo nodig van varroa ontdoen! Een goede imme moet daartoe in staat zijn, mits er voldoende en gevarieerde dracht is. In het voorjaar zal blijken wie er goed genoeg waren, daar kunnen we verder mee.
Een relatief groot aantal selectie-immes is op deze manier niet kostbaar of arbeidsintensief: ze doen zelf al het werk.
Meerdere koninginnen in een volk
Wij hebben het altijd over jonge moeren die elkaar afmaken omdat er maar 1 moer per volk kan zijn. Ik hoorde van 1 van jullie een verhaal over 2 moeren in een volk na verenigen. Wij hadden zelf deze zomer na doppen breken lange tijd twee moeren in 1 volk. Misschien zijn maagdenzwermen wel van dubbelmoerige volken soms. In elk geval zullen bij zwermtrage volken ten tijde van stille moerwisseling vaak tijdelijk 2 moeren aanwezig zijn. Tenzij iemand mij kan bewijzen dat dat niet zo is.
In Budapest was ooit een bijenwoning van beton van verscheidene kubieke meters, naar men zegt met tientallen moeren erin en waaruit nooit een zwerm afkwam. (Wie weet daar meer van??)
Dracht
Over dracht is veel te vertellen. Dat wordt elders gedaan. Planmatig hier drie samenvattende punten die belangrijk zijn voor gezonde immes.
1. Veel vroege dracht met name pollen: crocussen, gele kornoelje, wilgen vooral mannetjes, etc. zodat de immes optimaal broed kunnen aanzetten en verzorgen.
2. Verscheidenheid het hele jaar door met van diverse drachtplanten minimaal zoveel exemplaren dat de bijen het de moeite waard vinden om erop te vliegen. Tijdens hoofddrachten zullen dan een deel van de bijen op deze hulpdrachten blijven vliegen om de gezondheid van de imme in stand te houden. Dus ook nooit reizen naar een monocultuur dracht zoals koolzaad, want dat gaat ten koste van een evenwichtige imme (ook al is het goed voor de nosema zegt men). De bijen gaan dan met z'n allen als een gek oogsten in plaats van aan een gezonde imme te blijven bouwen.
3. Veel late dracht met name pollen: phacelia, asters, klimop, herfstanemoon, etc.
Zwermvertraging
De productievolken moeten gewoon in het voorjaar gesplitst worden en van nieuwe koninginnen voorzien. Ze moeten uitgroeien tot bovennatuurlijke sterkte om veel productie te kunnen maken.
De selectie-immes worden gesplitst zodra ze ondanks eventueel broed overhangen, een extra honingkamer en afvliegen hun kleine woningen uit dreigen te groeien. Splitsen in meerdere kleine immes kan alleen maar de selectie ten goede komen. En het kost niks behalve extra kastmateriaal.
Onvermijdelijk zullen er toch wel eens zwermen afkomen want eigenlijk is mijn werkmethode behalve bij de productievolken best wel rommelig.
Zeker de korven zullen niet elk jaar zwermvrij blijven.
Voor de zwermen zijn twee maatregelen van toepassing:
-zorg dat er altijd een kastje klaarstaat met voorbouw en lokolie waar de eventuele zwerm graag in gaat
-weggevlogen zwermen niet scheppen maar laten verwilderen (gelijk selectie op zwermlust) en in de bomen bij gebrek aan oude natuurlijke holtes een paar primitieve kasten hangen waar anders hommels in kunnen broeden, maar waarin zich hopelijk ooit een wild volk kan ontwikkelen. Het standpunt is dat wilde bijen bij ons alleen niet voorkomen omdat ze nu eenmaal eeuwenlang altijd werden geoogst!
Varroabestrijding
Varroabestrijding is misschien het meest dringende onderwerp wijzende naar de noodzaak van selectie van gezonde immes.
In gezonde immes hoeven varroamijten geen probleem te zijn.
Op Texel waar de varroamijten pas een paar jaar geleden aankwamen zijn hele standen met volken uitgeroeid maar hebben ook vele volken zonder enige bestrijding goed overleefd.
We weten al dat er vele vluchtige stoffen zijn (meestal etherische olie) die beslist niet slecht of zelfs goed zijn voor de bijen maar waar varroamijten minder goed tegen kunnen. Denk aan wintergreen-, thijm- en muntolie.
Dat doet denken aan de condities waarin de klasse der mijten in het algemeen goed floreert. Mijten doen het goed op plekken waar weinig leven of vitaliteit is en/of veel dood afval. Denk aan:
-bossen met weinig ondergroei en veel dood blad, een deprimerende omgeving om in te ademen in de herfst maar goed voor mijten
-onnatuurlijk opgejaagde en dus weinig vitale fruitbomen: mijten zijn er dol op
-muffe mensen woningen bieden een paradijs voor huismijten terwijl diezelfde woningen als ze goed gelucht worden en veel kamerplanten huisvesten veel minder die huismijten kennen (tot geluk van de bewoners die er allergisch voor zijn).
In het algemeen kan je zeggen: slechte lucht is goed voor mijten.
Gezonde lucht is niet alleen slecht voor mijten maar ook goed voor bijen Vooral als ze afkomt van ook nog goede drachtplanten. Langs de bijenstand lopend moeten we niet alleen honing en wasgeuren opsnuiven maar ook kruidige geuren van gezonde planten. Ik houd het erop dat planten die bekend staat als afweerders van mieren, luizen en vlooien ook kunnen bijdragen aan een varrao-onvriendelijk omgeving. Dat wil zeggen: OIkers, tijm, munt, hondsdraf, kattekruid en lavendel zullen in overvloed aanwezig moeten zijn om de immes in hun streven naar vitaliteit te steunen.
Ook is het gewenst regelmatig wat etherische olie met water verdund op de vliegplank te sproeien behalve bij de productievolken als ze in productie zijn om te voorkomen dat de honing er naar gaat smaken.
Selectiecriteria
Een algemeen probleem bij selectie is de keuze van de criteria: focussen op 1 of 2 criteria werkt maar levert chaos op andere criteria. Selecteren op een veelheid aan criteria is sowieso rommelig. Vandaar mijn dubbele keuze:
1. Laat de selectievolken het merendeel zelf doen:
-haaldrift: moet goed zijn anders komen ze niet de winter door op hun zelfgehaalde voorraad
-ziekteresistentie: is goed bij de overlevende immes
-tonglengte: een langere tong heeft in ons geval groot voordeel met witte klaver als hoofddracht, de survivors zullen dus waarschijnlijk langere tongen hebben
-vroeg voorjaarsopbouw en laat in het jaar een sterke imme spreken vanzelf
2. Zelf bijsturen
Doelgerichte selectie -behalve op basis van beste immes- kan beperkt blijven tot 2 dingen:
-a.m.m.-achtigheid, dat wil zeggen in de eerste jaren gewoon kiezen voor grote sterke, liefst zwarte bijen. Als dat eenmaal is gelukt kunnen de meer wetenschappelijke a.m.m. criteria aan de buurt komen.
-zachtmoedigheid. Dat is nog een heel verhaal want op dit ogenblik zijn bij ons de beste volken die de meeste varroaresistentie vertonen en de meeste honing halen ook de meest agressieve. Zou zachtmoedigheid strijdig kunnen zijn met het vormen van een hele sterke natuurlijke imme? Niet vergeten dat zachtmoedige volken met een grote haaldrift niet natuurlijk zijn samengesteld. Het beste er maar van hopen. Trouwens: in de buurt van de stand zijn veel wespenvolken waartegen de immes zich moeten weten te beschermen.
Wel: voor elke imme een genummerde kastkaart bijhouden waar de herkomst op staat en de belangrijkste wapenfeiten van het volk gedurende het seizoen.
--------------------------------------------------------------------------------
Van: hilversum | Geregistreerd: Nov 2000
Bijgewerkt door - Piet Jager op 05/09/2001 16:39:02
Inleiding (winter 2000-2001)
Naar aanleiding van het overzicht in 1 van de laatste groentjes heb ik voor mezelf nog eens op een rijtje gezet hoe te werk te gaan bij het selecteren op stand van de voor die locatie ideale bijenpopulatie.
Lang heb ik gedacht dat dat moest inhouden: terug naar de echte zwarte bij, de a.m.m. maar uit literatuur blijkt dat de gedomesticeerde zwarte bij eeuwenlang is geselecteerd door de korfimkerij voor de heide op eigenschappen die deels niet ideaal zijn. De oorspronkelijke inheemse Nederlandse wilde a.m.m. is gemakshalve als uitgestorven te beschouwen. Wel ben ik er van overtuigd dat hernieuwde selectie beslist wel een a.m.m.-achtige bij zal opleveren, gelet op de cubitaal index van veel bastaard bijen.
De belangrijkste a.m.m. eigenschappen die voor ons klimaat logisch zijn en waar makkelijk op te selecteren valt zijn:
-zwart om in de ochtendzon snel op te warmen
-groot om krachtig tegen de wind in te vliegen
Als de inheemse wilde a.m.m. inderdaad uitgestorven is, is het alleen maar gunstig dat er allerlei exotische rassen zijn geïmporteerd waardoor de genenpool sterk is toegenomen en de kans op een herschepping van het wilde ras navenant. Immers de eigenschappen die typisch mediterraan zijn of anderszins hier niet aarden zullen het vanzelf afleggen. En de genen die door het uitsterven van de a.m.m. zijn verdwenen zitten in die rassen wellicht nog verborgen en komen bij goede selectie weer tevoorschijn.
Natuurlijke immes
Uit genoemd 'groentje' heb ik bevestigd gezien dat de selectie niet moet gebeuren op moer(en darren)-niveau maar op imme, het geheel van het volk met thuisbijen rond de moer op het broednest. Daarbij hoort dat het broednest zoveel mogelijk door de imme zelf wordt gebouwd en niet met kunstraat. De meest natuurlijke imme vormt zich in een korf. Hoewel ze als productie middel onpraktisch zijn, horen een paar korven op de stand er dus echt bij als broedplaats voor meer natuurlijke immes. Idealiter zouden er in buurt van de stand een paar (ver)wild(derde) immes moeten zijn, die zichzelf door de jaren heen steeds beter aan het milieu ter plekke aanpassen.
Imme-grootte
Hoogst waarschijnlijk is een wilde imme gemiddeld veel kleiner dan onze grote productievolken. Denk aan de vele meestal kleine nazwermen die van nature voorkomen en zich toch geacht worden te handhaven als ze maar een plekje kunnen vinden om te wonen.
Denk ook aan de Renson methode waar een kunstmatig kleine imme zorgt voor topvolken in het hoogseizoen.
Mijns inziens zijn 3- en 6-ramers de goede woningen voor het selecteren van goede immes.
Vliegbijen
Vliegbijen hebben een veel losser verband met de imme dan de thuisbijen. Dat blijkt ook uit het feit dat een goede imme zich zeer snel herstelt van 'af laten vliegen'. De selectie-immes kunnen dus zonder bezwaar gebruikt worden om productievolken op juiste drachtmomenten tot bovennatuurlijke sterkte op te voeren. In de productievolken moet dan wel een navenant sterke imme aanwezig zijn die door de overmaat aan vliegbijen niet zal worden overbelast.
Darren
Op een bijenstand zijn altijd voldoende darren aanwezig. Daarom zal de productie van darren geen selectie criterium zijn. Een imme die overmatig veel darren produceert zal vanzelf een zwakke imme worden, temeer daar veel darren ook veel varroamijten produceren. Dit laatste zegt trouwens iets over de darreraat methode: als we niet oppassen met dit soort akties gaan we daarmee immes selecteren die vooral goed zijn in darren kweken. Tenzij onze immes gebaseerd zijn op koninginneteelt en in de kweekvolken geen darreraatmethode wordt toegepast. Bij immeselectie kan dus geen darreraatmethode worden gebruikt.
Overigens waren begin augustus 2000 twee van onze volken op behoorlijke schaal dagelijks darrepoppen naar buiten aan het gooien; wellicht onderdeel van natuurlijke varroabestrijding??
Een ander darre-aspect is dat de darren nog veel losser van de immes staan dan de vliegbijen. Niet alleen kunnen zij binnen de stand van imme naar imme verhuizen. Ook is hun territorium zo groot (straal veel meer dan 10Km) dat op elke stand op het vasteland in Nederland wel darren van andere stands aanwezig zijn. Gemakshalve en zolang er geen betere wetenschappelijk gefundeerde informatie is neem ik aan dat op de stand de helft van de aldaar geboren darren is weggevlogen en dat minimaal 20% van de aanwezige darren van elders komt en dus kan bijdragen aan de genenpool van de stand. Met de natte vinger meen ik relatief veel Buckfast darren op mijn stand waar te nemen, in elk geval ook darren die niet op mijn bijen lijken. Buckfast darren zijn relatief groot en kunnen ver vliegen, net als trouwens de legendarische a.m.m..
Genenpool
In de biologie hoor ik dat een populatie uit minimaal 500 zich voortplantende, genetisch niet identieke individuen moet bestaan om duurzaam te kunnen zijn. Ik neem aan dat een imme qua voortplanting bestaat uit een koningin bevrucht door minimaal 5 darren, waarvan er gemiddeld minstens 1 van buiten komt. Nu wil ik die ene dar die van verre komt 5x tellen omdat ik aanneem dat de vreemde darren van minstens 5 verschillende verre stands komen, dus dat is goed voor de genen. Dan ga ik uit van ca 10 zich voortplantende individuen per volk, waaronder echter slechts 1 vrouwtje die echter toch weer genetisch identiek is met haar eigen darren. (Planten eigenlijk dus alleen de darren zich voort, ik snap het even niet meer hoor.) Om kort te gaan: om stabiel te kunnen selecteren heb ik dus 500/10=50 immes nodig. Dat ga ik niet halen dus ik ben van plan elk jaar minimaal 1 imme van elders minimaal 20 KM verderop te importeren, liefst een bastaard volk met veel genen. En een volk dat lijkt op waar ik naar streef namelijk a.m.m. achtig: liefst grote donkere bijen, die mijn genenpool niet alleen verjongen maar ook de goede kant op helpen.
Overigens pleit dit genenpool verhaal duidelijk tegen regionale koninginneteelt waarbij de meeste jonge koninginnen uit een zeer beperkt aantal weliswaar zeer goede volken komen. Als je eenmaal aan geïmporteerde koninginnen begint zit je er aan vast want vanzelf komt het nooit meer goed zodra je ermee op houdt.
Productievolken
Op onze stand is plaats voor maximaal 5-8 productievolken. Dat zijn de volken die zich in het voorjaar tijdens de paardebloemen het meest explosief ontwikkelen.
Deze volken komen duurzaam op een broednest van een broedbak plus een honingkamer of 2 broedkamers. Naar gelang de dracht honingkamers toevoegen en voor versnelde groei ramen met gesloten broed toevoegen uit sterke selectie-immes. Voor de hoofddracht (in mijn geval witte klaver en braam met vooraf al bladramenas) een sterk volk of korf erop af laten vliegen en tegelijk een K.rooster boven de imme plaatsen om te voorkomen dat het broednest erg wordt uitgebreid. Dat geeft 6 weken lang een zeer sterk productievolk is de bedoeling.
Daarna is het heidehoning halen alleen voor de volken die daar nog puf in hebben.
Rond 10 september inwinteren na de laatste oogst.
Selectie-immes
Er zijn vijf bronnen van selectie-immes
-de minivolken die goed door de winter komen
-de afleggers met oude moeren
-de korven die zelfselectie doen
-extra afleggers met de jonge moeren die in de beste hoofdvolken aangezet worden met weinig bijen erin om te starten. Onder het motto: als de imme goed is wordt het vanzelf wat en anders moeten we ze ook niet hebben.
-hernieuwd splitsen van de afleggers met oude moeren als ze veelbelovend zijn
Op deze manier zijn er in juli 4 of 5 maal zoveel selectie-immes als productievolken, de bedoeling is dat ze de kans krijgen te laten zien wat ze waard zijn of het anders afleggen. Na begin juli is het klaar en kunnen enkele van de sterkste immes nog tot begin augustus een honingkamer krijgen om mee te helpen aan de productie. Eventuele halfvolle honingramen kunnen daarna worden afgevuld door de productievolken.
Inwinteren productievolken
Na de hoofddracht eind augustus of nog later zijn de betreffende volken -aangejaagd als ze zijn tot zware overproductie- in slechte conditie. Als er een overvloed aan pollendracht is kunnen ze nog tot diep in oktober doorgaan met productie van de winterimme. Mede daarom de honing in de broedkamers niet afnemen. Verder langzaam inwinteren met ruim suiker.
Inwinteren immes
Vanaf eind juli uiterlijk begin augustus begint de inwintering van de selectie-immes. Nu kunnen ze laten zien wat ze waard want ze mogen zonder hulp zichzelf inwinteren en zichzelf zo nodig van varroa ontdoen! Een goede imme moet daartoe in staat zijn, mits er voldoende en gevarieerde dracht is. In het voorjaar zal blijken wie er goed genoeg waren, daar kunnen we verder mee.
Een relatief groot aantal selectie-immes is op deze manier niet kostbaar of arbeidsintensief: ze doen zelf al het werk.
Meerdere koninginnen in een volk
Wij hebben het altijd over jonge moeren die elkaar afmaken omdat er maar 1 moer per volk kan zijn. Ik hoorde van 1 van jullie een verhaal over 2 moeren in een volk na verenigen. Wij hadden zelf deze zomer na doppen breken lange tijd twee moeren in 1 volk. Misschien zijn maagdenzwermen wel van dubbelmoerige volken soms. In elk geval zullen bij zwermtrage volken ten tijde van stille moerwisseling vaak tijdelijk 2 moeren aanwezig zijn. Tenzij iemand mij kan bewijzen dat dat niet zo is.
In Budapest was ooit een bijenwoning van beton van verscheidene kubieke meters, naar men zegt met tientallen moeren erin en waaruit nooit een zwerm afkwam. (Wie weet daar meer van??)
Dracht
Over dracht is veel te vertellen. Dat wordt elders gedaan. Planmatig hier drie samenvattende punten die belangrijk zijn voor gezonde immes.
1. Veel vroege dracht met name pollen: crocussen, gele kornoelje, wilgen vooral mannetjes, etc. zodat de immes optimaal broed kunnen aanzetten en verzorgen.
2. Verscheidenheid het hele jaar door met van diverse drachtplanten minimaal zoveel exemplaren dat de bijen het de moeite waard vinden om erop te vliegen. Tijdens hoofddrachten zullen dan een deel van de bijen op deze hulpdrachten blijven vliegen om de gezondheid van de imme in stand te houden. Dus ook nooit reizen naar een monocultuur dracht zoals koolzaad, want dat gaat ten koste van een evenwichtige imme (ook al is het goed voor de nosema zegt men). De bijen gaan dan met z'n allen als een gek oogsten in plaats van aan een gezonde imme te blijven bouwen.
3. Veel late dracht met name pollen: phacelia, asters, klimop, herfstanemoon, etc.
Zwermvertraging
De productievolken moeten gewoon in het voorjaar gesplitst worden en van nieuwe koninginnen voorzien. Ze moeten uitgroeien tot bovennatuurlijke sterkte om veel productie te kunnen maken.
De selectie-immes worden gesplitst zodra ze ondanks eventueel broed overhangen, een extra honingkamer en afvliegen hun kleine woningen uit dreigen te groeien. Splitsen in meerdere kleine immes kan alleen maar de selectie ten goede komen. En het kost niks behalve extra kastmateriaal.
Onvermijdelijk zullen er toch wel eens zwermen afkomen want eigenlijk is mijn werkmethode behalve bij de productievolken best wel rommelig.
Zeker de korven zullen niet elk jaar zwermvrij blijven.
Voor de zwermen zijn twee maatregelen van toepassing:
-zorg dat er altijd een kastje klaarstaat met voorbouw en lokolie waar de eventuele zwerm graag in gaat
-weggevlogen zwermen niet scheppen maar laten verwilderen (gelijk selectie op zwermlust) en in de bomen bij gebrek aan oude natuurlijke holtes een paar primitieve kasten hangen waar anders hommels in kunnen broeden, maar waarin zich hopelijk ooit een wild volk kan ontwikkelen. Het standpunt is dat wilde bijen bij ons alleen niet voorkomen omdat ze nu eenmaal eeuwenlang altijd werden geoogst!
Varroabestrijding
Varroabestrijding is misschien het meest dringende onderwerp wijzende naar de noodzaak van selectie van gezonde immes.
In gezonde immes hoeven varroamijten geen probleem te zijn.
Op Texel waar de varroamijten pas een paar jaar geleden aankwamen zijn hele standen met volken uitgeroeid maar hebben ook vele volken zonder enige bestrijding goed overleefd.
We weten al dat er vele vluchtige stoffen zijn (meestal etherische olie) die beslist niet slecht of zelfs goed zijn voor de bijen maar waar varroamijten minder goed tegen kunnen. Denk aan wintergreen-, thijm- en muntolie.
Dat doet denken aan de condities waarin de klasse der mijten in het algemeen goed floreert. Mijten doen het goed op plekken waar weinig leven of vitaliteit is en/of veel dood afval. Denk aan:
-bossen met weinig ondergroei en veel dood blad, een deprimerende omgeving om in te ademen in de herfst maar goed voor mijten
-onnatuurlijk opgejaagde en dus weinig vitale fruitbomen: mijten zijn er dol op
-muffe mensen woningen bieden een paradijs voor huismijten terwijl diezelfde woningen als ze goed gelucht worden en veel kamerplanten huisvesten veel minder die huismijten kennen (tot geluk van de bewoners die er allergisch voor zijn).
In het algemeen kan je zeggen: slechte lucht is goed voor mijten.
Gezonde lucht is niet alleen slecht voor mijten maar ook goed voor bijen Vooral als ze afkomt van ook nog goede drachtplanten. Langs de bijenstand lopend moeten we niet alleen honing en wasgeuren opsnuiven maar ook kruidige geuren van gezonde planten. Ik houd het erop dat planten die bekend staat als afweerders van mieren, luizen en vlooien ook kunnen bijdragen aan een varrao-onvriendelijk omgeving. Dat wil zeggen: OIkers, tijm, munt, hondsdraf, kattekruid en lavendel zullen in overvloed aanwezig moeten zijn om de immes in hun streven naar vitaliteit te steunen.
Ook is het gewenst regelmatig wat etherische olie met water verdund op de vliegplank te sproeien behalve bij de productievolken als ze in productie zijn om te voorkomen dat de honing er naar gaat smaken.
Selectiecriteria
Een algemeen probleem bij selectie is de keuze van de criteria: focussen op 1 of 2 criteria werkt maar levert chaos op andere criteria. Selecteren op een veelheid aan criteria is sowieso rommelig. Vandaar mijn dubbele keuze:
1. Laat de selectievolken het merendeel zelf doen:
-haaldrift: moet goed zijn anders komen ze niet de winter door op hun zelfgehaalde voorraad
-ziekteresistentie: is goed bij de overlevende immes
-tonglengte: een langere tong heeft in ons geval groot voordeel met witte klaver als hoofddracht, de survivors zullen dus waarschijnlijk langere tongen hebben
-vroeg voorjaarsopbouw en laat in het jaar een sterke imme spreken vanzelf
2. Zelf bijsturen
Doelgerichte selectie -behalve op basis van beste immes- kan beperkt blijven tot 2 dingen:
-a.m.m.-achtigheid, dat wil zeggen in de eerste jaren gewoon kiezen voor grote sterke, liefst zwarte bijen. Als dat eenmaal is gelukt kunnen de meer wetenschappelijke a.m.m. criteria aan de buurt komen.
-zachtmoedigheid. Dat is nog een heel verhaal want op dit ogenblik zijn bij ons de beste volken die de meeste varroaresistentie vertonen en de meeste honing halen ook de meest agressieve. Zou zachtmoedigheid strijdig kunnen zijn met het vormen van een hele sterke natuurlijke imme? Niet vergeten dat zachtmoedige volken met een grote haaldrift niet natuurlijk zijn samengesteld. Het beste er maar van hopen. Trouwens: in de buurt van de stand zijn veel wespenvolken waartegen de immes zich moeten weten te beschermen.
Wel: voor elke imme een genummerde kastkaart bijhouden waar de herkomst op staat en de belangrijkste wapenfeiten van het volk gedurende het seizoen.
--------------------------------------------------------------------------------
Van: hilversum | Geregistreerd: Nov 2000
Bijgewerkt door - Piet Jager op 05/09/2001 16:39:02