Enquête VBBN-vereniging West-Friesland

[secretariaat VBBN]

Grootebroek, 13-7-2004



Aan de leden van bijenteeltver.
West-Friesland.



Beste Leden,

Na overleg in het bestuur en een daaropvolgende uitwerking van de gegevens door Theo Diderich en Adrie van Bohemen vindt u hierbij het verslag van onze enquête over de verdwijnziekte. De bijlage geeft u een overzicht van de vragen en een tabel met de uitwerking van de gegevens. De uitwerking van de laatste twee vragen vindt u in deze brief

Als reden voor de bijensterfte werden 8 maal de weersomstandigheden in de zomer genoemd en een daarmee gepaard gaande broedstop. Ook werd verkleumen 1 keer genoteerd. Verder kwamen aan de orde de celgrootte, het ras (geen Hollandse bij me er), de varroatose, het negatieve effect van bestrijdingsmiddelen, varroabesmetting gecombineerd met nosema en twee maal de zachte winter.

Suggesties ter voorkoming van de verdwijnziekte waren: een consequente varroabestrijding (twee maal), het goed in de gaten houden van de voedersituatie in de zomer (eiwitvoorziening!), het vanaf de herfst zorgen voor een koele standplaats van de volken, een wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren.
Opvallend is wel dat de verdwijnziekte per stand voorkomt d.w.z. alle volken zijn dood (soms komt toch nog een enkel yolk zeer verzwakt de winter uit) of er is helemaal geen sprake van deze ellende. Ook bijenstanden die dicht bij elkaar gelegen zijn (+ honderd meter bijv.) kunnen een geheel verschillende uitwintering vertonen (van geen sterfte tot 100 % sterfte). Ook werd gemeld dat het ene jaar de verdwijnziekte toesloeg en het volgende jaar alle volken goed de winter uitkwamen.

Het nut van deze enquête is volgens het bestuur dat we datgene, waar uiteraard volop tijdens onze verenigingsavonden over gesproken wordt, nu eens hebben onderzocht en vastgelegd. Wij zijn ons ervan bewust dat deze gegevens verre van volledig zijn. Wat wij weergeven is wat een deel van de leden van onze vereniging ons heeft toegestuurd aan meningen en gegevens. Maar dat geeft ons in ieder geval meer zicht op wat er werkelijk aan de hand is dan het mondeling doorgeven van allerhande informatie.

Namens het bestuur, Theo Diderich en Adrie van Bohemen

.
Enquêtevragen over de verdwijnziekte


A Staan de volken overdekt ?

B Aantal ingewinterde volken.

C Aantal dode volken.

D Hoeveel van de dode volken vertoonden de verdwijnziekte?

E Had u van tevoren het idee dat de volken de winter normaal door hadden kunnen komen of zaten er twijfelgevallen tussen? (Bij twijfelgevallen graag een aantal.)

F Overwinterde u op 1 of 2 bakken? lndien u zowel op 1 als op 2 bakken overwinterde wilt u dan aangeven om welke aantallen het ging. Bij eventuele sterfte ook aangeven hoeveel dode volken op 1 bak of op 2 bakken stonden.

G Met welk middel bestreed u de varroamijt?

Wat is volgens u de reden van deze bijensterfte?

Heeft u suggesties ter voorkoming van de verdwijnziekte?





Nr. A B C D E F G
-'
1 nee 1 0 -2 Thymovar
2 5j 3n 8 0 1,2 Apistan
3 ja 2 0 2 Mierenzuur Thymovar.
4 nee 43 21 0 la/nee 1 Oxaalzuur
5 Ja 9 0 2 Darrenraat,Mierenzuur, Oxaalzuur( damp)
6 nee 1 0 2 Lavendelolie, Suikerwater met knoflook.
7 Ja 1 0 1 1 Thymophar
8 nee 7 3 1 2 2 Mierenzuur
9 5j 3n 8 7 7 1,2 Mierenzuur
10 Ja 28 18 18 4 1,2 Mierenzuur
11 nee 9 8 7 2 Geen middel gebruikt.
12 ja 9 9 9 1,2 Apistan
13 Ja 3 0 1,2 Mierenzuur
14 j/n 11 0 Mierenzuur,Darrenraat, Oxaalzuur
15 Ja 2 2 2 1 Apistan
16 nee 12 11 11 2 1,2 Oxaalzuur
17 Ja 18 13 13 Oxaalzuur,Mierenzuur
18 nee 14 3 3 1 2 Thymovar
19 nee 4 3 3 2 Geen
20 nee 3 1 0 1 Mierenzuur
21 nee 2 2 2 1,2 Oxaalzuur
22 ja 3 0 -
23 nee 18 8 8 1,2 Thymovar, Oxaalzuur
24 ja 9 8 8
25 Ja 3 3 3 2 Mierenzuur
26 nee 9 0 0 1,2 Thymovar
27 nee 8 1 0 Thymovar
28 j/n 100 70 70 1 Geen
29 nee 3 3 3 1
30 nee 110 95 95 1 Thymovar