Adri schreef:
Klopt de stelling:"ZONDER NAALD-OF LOOFBOS MAAR MET BLADLUIZEN GEEN BLADHONING"?
Lijkt mij wel, om zuivere bladhoning te winnen heb je immers een heleboel luizen nodig die over een heleboel blaadjes kunnen beschikken om aan te prikken. En die hoeveelheden tref je alleen aan op naald- en loofbomen. 't Hoeft natuurlijk geen heel bos te zijn, denk maar aan een rij Lindes langs de kant van de weg en hoe de auto's eruit zien die er onder geparkeerd staan.
Natuurlijk zitten er ook luizen op bijv. rozen, maar hiervan vind je nergens zulke grote hoeveelheden dat het voldoende nectar op zal leveren. En mochten tuin- of cultuurgewassen toch overvallen worden door een luizenplaag, dan wordt al heel snel naar de bestrijdingsmiddelen gegrepen om de plaag te beëindigen. Denk hierbij aan je eigen appel- en perenaanplant. Je kan nog zo begaan zijn met de natuur maar als een predator je broodwinning in gevaar komt, dan moet je hier wel tegen optreden. Terwijl de natuurfreak rustig de luisjes in z'n roos kan laten omdat het zo'n leuk gezicht is wanneer de mussen en mezen ze op komen peuzelen.
Wat bepaald de optische draaiing? Is dat net zoiets als links-en rechtsdraaiend melkzuur?
Eerst wil ik nogmaals stellen dat ik geen expert ben op dit gebied, heb er dus even de boeken op nageslagen. En van links- en rechtsdraaiend melkzuur heb ik al helemaal geen verstand, dat laat ik dus maar buiten beschouwing.
De optische draaiing wordt vastgesteld door gepolariseerd licht door een hoeveelheid honing heen te laten vallen. Zoals je weet bestaat honing uit diverse soorten suikers en deze mono-suikers hebben ieder voor zich een andere draaiingshoek, voor fructose is dit '“92° , glucose +52° en saccharose +66°. Maar doordat honing meerdere suikers bevat zal de gemeten draaiiing '“ afhankelijk van de honingsoort '“ hiervan afhankelijk zijn.
Florale honingen zijn overwegend linksdraaiend ('“92° + +52°), gemiddeld is dit '“10 tot '“30° .
Extra-florale honing zoals honingdauw bevat veel saccharose en is dus rechtsdraaiend, hier wordt gemiddeld 0 tot +15 aangehouden.
Wordt er in een honing een percentage van bijv. '“4 aangetroffen dan betekent dit dat een deel van de honing uit extra-florale honing bestaat.
Aangezien bijen zelden op 1 drachtbron vliegen, tenzij ze er door een imker toe worden gedwongen, komt het zelden tot de maximale waarde.
Ook is het zo dat de oorsprong nooit wordt vastgesteld aan de hand van 1 soort meting, vandaar dat Jaap Kerkvliet ook de pH waarde en het geleidend vermogen heeft vastgesteld. En nog belangrijker, natuurlijk moet ook de kleur, geur, smaak en viscositeit met de betreffende honing overeenkomen. Ook andere kenmerken, als de honing onder de microscoop wordt bekeken, moeten in meer of mindere mate aanwezig zijn. Denk hierbij aan het aantal aangetroffen pollen van een bepaalde drachtplant voordat een florale honing de bloemennaam mag voeren. Of bij bladhoning die kenmerkende vrij lange bladgisten en schimmels.
Els