Wilg: Salix  aegyptiaca

Foto: Roger de Vos

Nadat het laatste ijs van de ijstijd verdwenen was (±10.000 jaar geleden) kwamen de eerste pioniers van uit het zuidoosten de toendra weer bevolken. Wilg, els, berk en hazelaar trokken langzaam noord waards. De wilg had hiermee minste moeite. De zaadpluisjes worden gemakkelijk door de wind kilometers verspreid. Toen de toendra eenmaal groen geworden was en in de voorjaren en zomers de nachten boven het nul punt bleven, was het nu de beurt aan de insecten die van uit het zuidoosten zich langzamerhand gingen vestigen. De honingbij zal als laatste hier in de lage landen aankomen. Er was nog geen huis-vesting.

Voor grote holle bomen is tijd nodig. Wilg, els en berk leveren geen grote holle stammen op. Stel je dat eens voor eik en beuk moeten vanuit het zuidoosten hier naar toe emigreren. Dit zal door everzwijnen zijn gedaan. Het zijn de grote verslinders van deze vruchten. De paarden kastanje werd pas 2000 jaar geleden vanuit Italië door de Romeinen naar het noorden meegenomen. Waarschijnlijk ook de linde.

 

IJstijden in Nederland

Tijdens de laatste ijstijd het Pleistoceen (1,8 miljoen jaar geleden tot 10.000 jaar geleden) werd Nederland tweemaal gedeeltelijk door landijs overdekt. Dat gebeurde tijdens het Elsterien en het Saalien. Het landijs rukte in het Saalien vanuit het noorden op en vervormde daarmee het landschap grondig. Het landijs kwam tot de lijn Haarlem-Nijmegen. Delen van de stuwwallen die daarvan het gevolg waren zijn nog steeds aanwezig. De heuvels in de omgeving van Nijmegen of op de Veluwe zijn hier voorbeelden van. Ook in het Drentse landschap zijn overal littekens aanwezig. De karakteristieke hunebedden zijn gebouwd met stenen die tijdens de ijstijden werden aangevoerd.

 Meer lezen over ijstijden, klik  

Foto: het web.

 

Tekst: Franschman.

Bijenraat, wie bouwt het na??

 

Een vliegtuig moet kunnen vliegen, een boot moet kunnen varen en een bouwwerk moet blijven staan.

Het lijkt er sterk op dat de mens voor zijn technische hoogstandjes zo nu en dan eens bij de dieren heeft gekeken. Vogels en vliegtuigen hebben veel gemeen en ook een scheepsromp heef wel wat weg van het gestroomlijnde lichaam van een vis. 

 

Ook de bijenraat lijkt de mens te hebben geïnspireerd bij veel verschillende technische toepassingen. Ook dit jaar 2014, konden imkers, die gekluisterd waren aan de buis om naar de wedstrijden om het wereldkampioenschap voetbal te kijken zien, dat zo nu en dan een bal verdween in een doel, dat omzoomd werd door een net met zeshoekige mazen.

Weinig imkers zullen weten dat bij de inrichting van de Noordoostpolder gebruik is gemaakt van de zeshoekige structuur, die de bijen al sinds mensenheugenis gebruiken. 

 

De Duitse econoom Christaller (1893-1969) ontwikkelde een theorie om de spreiding van voorzieningen in de ruimte te verklaren en te plannen. De Noordoostpolder bleek een ideale proeftuin om de spreiding van dorpen met hun voorzieningen zoals bakkers, kledingwinkels, kruideniers , kerken enz. uit te proberen.  

 

De theorie van Christaller (1933) maakt gebruik van de ons zo bekende raatstructuur waarvan de zeshoekige 'cel' het gebied aangeeft waarbinnen klanten naar een voorziening gaan. Het netwerk van zeshoeken kent verschillende grootten die exact op elkaar passen! (Zie afbeelding) De grote cellen geven het verzorgingsgebied aan waar niet alledaagse zaken te verkrijgen zijn. Zo zal een bakker genoeg hebben aan de klanten die zich bevinden in een kleine cel, ze maken dagelijks gebruik van zijn voorziening, een gespecialiseerde winkel zal een groter verzorgingsgebied dus een grotere raatcel nodig hebben om voldoende klanten te kunnen krijgen.

 

Bij de inrichting van de Noordoostpolder werden de dorpen zo gepland dat een prettige spreiding van voorzieningen mogelijk werd. Later bleek toegepaste systeem te worden gestoord  door de verbeterde vervoersmiddelen zoals de brommer terwijl men bij de aanleg was uitgegaan van beperkte vervoersmogelijkheden zoals de fiets! Helaas kon het theoretisch systeem geen rekening houden met 'gezellig winkelen' waardoor mensen toch naar andere kernen trokken

 

Ook in bouwconstructies van koepels zien we de raatstructuur terug. Ook menselijke ingenieurs hebben ingezien, berekend en geconstateerd dat de hexagonale structuur bij een minimum aan materiaal en ruimte, een ideale stijfheid, belastbaarheid en degelijkheid in de constructie oplevert. 

 

Tanks van raceauto's zijn opgevuld met een raatvormig doorlatend materiaal om geklots van de brandstof en brandgevaar zelf te verminderen. Sta er eens bij stil dat je de kippen in een kippenren bekijkt door een zeshoekig maaswerk !! Fransen duiden hun land wel aan als 'Hexagone' want met enige fantasie kan je wel de zeshoekige raatvorm in de contouren van Frankrijk ontdekken !

 

Het is elke keer weer een wonder om te zien hoe bijen, met hun zelf gefabriceerde grondstof was, in het donker zo'n mooie efficiënte raatconstructie maken. Daar kan de mens nog steeds niet tegenop.

 

  Tekst: “Franschman”, Foto: Hans vd Post.

Solidago.......Drachtplant met Code geel ! ! 

Het aanbod van nectar en stuifmeel is in de nazomer afgenomen.

De bijen zullen naarstig zoeken naar overgebleven, soms schaars geworden voedselbronnen.

 

De Gulden roede ( Solidago) is een plant die de bijen een late drachtbron biedt. Hij bloeit van juli tot de herfst met gele bloemhoofdjes die de structuur hebben van een honingraat (!) en bestaan uit een lint van buisbloemen. Met zijn gele pluimen, gevat op lange stelen, lijkt de plant in de tuin een signaal af te geven. Hier moet je zijn !!!!

 

Naast bijen heeft de Solidago, waarvan verschillende vormen voorkomen, de interesse weten te wekken uit onverwachte hoek. Thomas Edison de Amerikaanse uitvinder, vooral bekend geworden door de uitvinding van de gloeilamp, heeft getracht uit de Gulden Roede, rubber te produceren. Het project liep echter niet op wieltjes en het productieproces bleek toch commercieel niet haalbaar.

 

De naam 'Gulden Roede ' betekent in het oud Nederlands, Gouden staf, een naam die de plant eer aan doet door zijn lange stelen van soms wel een meter lang, waar de mooie gele pluim, de bloeiwijze, zich op bevindt. 

 

De wetenschappelijke naam Solidago is afgeleid van solidus= stevig en ago= maken. Anderen menen dat de naam te danken is aan de gouden remedie die de plant met zijn geneeskrachtige mogelijkheden zou bieden. Solidago wordt gebruikt om klachten van de urinewegen te bestrijden en zo de vochtafvoer 'stevig' te maken. Nierpatiënten zouden er baat bij hebben. Thee gezet van het fijngemalen kruid zou zo heilzaam kunnen werken.

 

De wens is de vader van de gedachte”, en zo moet het voorkomen van de plant kunnen wijzen op een verborgen schat!

 

Helaas heeft de Solidago ook een minder fraaie kanten. Deze winterharde, overblijvende plant is een echte woekeraar in de tuin. Met zijn lange kruipende wortels of rhyzomen weet hij andere planten te verdrijven. De grond wordt door de plant uitgeput en het gewas lijkt zich soms door zijn ongeremde groei, als een onkruid te gedragen.  

In tuincentra zijn verschillende vormen van de Solidago te koop en ook stekken van de plant is kinderlijk eenvoudig. Leg enkele wortelstokken in de grond en spoedig gaat de plant van start.

 

Voor bijen, imkers en tuinliefhebbers geldt Code geel. Hou deze tomeloze woekeraar goed in de gaten !!

 

Imkers in Canada weten van de Canadese variant, de Solidago canadensis, een zogenaamde monoflorale honing te oogsten, Solidago honing dus, die qua smaak het midden houdt tussen boekweit- en klaverhoning. Franse imkers daarentegen zijn niet echt blij met deze Canadese variant, die als een invasieve soort, een exoot dus, steeds meer in de inheemse Franse flora begint voor te komen en zo een bedreiging vormt voor de bestaande, biologische variatie. 

Foto: Bertus Wieringa.

De Reuzenbalsemien

 

Tekst: Hennie Oude Essink, uit Bijenhouden Nov. 2006

Het geslacht Impatiens bestrijkt nagenoeg de gehele Balsemienfamilie (Balsaminaceën); 500 soorten komen vooral in de warmere streken voor.

Bij ons zijn vooral het Groot Springzaad, het Klein Springzaad en de Reuzenbalsemien bekend. Het Groot Springzaad (Impatiens noli-tangere L.) is inheems in Europa; deze plant wordt 60 cm hoog; heeft goudgele bloemen met rode vlekken en groeit vooral in natte loofbossen, in grienden en langs stromend water.

 

Het Klein Springzaad (Impatiens parviffora) met haar kleine, bleekgele bloemen zonder vlekken is door import in de Nederlandse flora terecht gekomen, evenals de Reuzenbalsemien.

 

De Reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera Royle) werd in 1839 door Royle als sierplant uit N.India en de aangrenzende Himalaya naar de Kew Gardens in Engeland gebracht en vandaar naar het Europese vasteland. Hij siert sindsdien vele tuinen, kent allerlei cultivars en heeft na verwildering grote kolonies op oevers van rivieren en beken en in moerassige streken in geheel Europa.

Het is een éénjarige plant, die na de vorst, in het vroege voorjaar ontkiemt op een natte bodem. Daarna komt al spoedig, op een zeer ondiep wortelstelsel, de dikke, waterige groeistengel omhoog, die een hoogte van 2 a 2.5 meter bereikt. De bladeren hebben een scherp gezaagde rand. Waar de bladvoet aan de stengel ontspruit, verschijnen opzichtige extraflorale nectariën: forse knotsen waarop rode klieren suikersappen afscheiden; vandaar de naam: 'glandulifera' = 'klierdragend'. 

 

De bloemen hebben een doorsnee van bijna 3 cm. en komen in trossen aan de zijtakken bovenin de plant. Zij verspreiden een zoete geur. De bloei duurt drie volle maanden van juli tot september. Na de eerste vorst verwelkt de plant.

De bloem laat zich het beste vergelijken met een ruim geopende mond waarvan de opening wordt gevormd door de 5-tallige kroon: het bovenste brede kroonblad - de vlag - vormt de bovenlip; de vier kroonblaadjes daaronder zijn twee aan twee vergroeid en vormen aan weerszijden de wang en dan samen de tweeledige, brede onderlip, die als landingsplaats dient voor bestuivende insecten. Klik deze tekst aan of kijk op het forum in de rubriek: Dracht.

 

 

Tweestijlige meidoorn. 

 

In mijn jeugd, aan de rand van de zuidelijke geestgronden (Bollenstreek) waren onder andere hagen van de meidoorn. Deze stonden op het land, noordzuid: dit ter voorkoming van het stuiven van het zand.

 

Er staat nu nog een stuk "oerhaag", die nu is uitgegroeid tot bomen, evenwijdig langs de A44. Dit is nu ruim binnen het gebied dat mijn bijenvolken als drachtgebied bevliegen. De haag is een kleine 100 meter lang. Dit jaar is er massaal op gevlogen. Het was te herkennen aan de geur van de geslingerde honing, die overeen kwam met de bloeiende meidoorn.

 

Ook de Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) is een heester uit de rozenfamilie die zowel in het wild voorkomt als aangeplant. In heggen rond boerenerven, op open plekken in loofbossen, langs beken en rivieren is de meidoorn een algemene verschijning. 

 

De Tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata) is minder algemeen. De groei en bloei lijken als twee druppels water op die van de eenstijlige meidoorn.  De bloei van de eenstijlige is wat eerder in het jaar en blijft, als deze vrijuit mag groeien, over het algemeen wat kleiner dan die van de tweestijlige. Ook de standplaats en het gebruik van de struik komen overeen met die van de eenstijlige meidoorn. Een groot verschil is natuurlijk het aantal stampers in de bloem dat zijn er twee bij de tweestijlige meidoorn en één bij de eenstijlige meidoorn. Dit is eigenlijk het makkelijkst te zien aan de besjes, er zitten 1 of 2 pluimpjes op de bes.

 

 

Om het nog wat ingewikkelder te maken: deze twee soorten kunnen onderling ook nog bastaarden maken. Je moet dan heel goed kijken,  want de bastaarden lijken op ouders. Of de bloemen hebben één stijl of twee stijlen. Aan het blad is wel duidelijk te zien wat de afkomst is. 

Subcategorieën