Foto: Bertus Wieringa.

De Reuzenbalsemien

 

Tekst: Hennie Oude Essink, uit Bijenhouden Nov. 2006

Het geslacht Impatiens bestrijkt nagenoeg de gehele Balsemienfamilie (Balsaminaceën); 500 soorten komen vooral in de warmere streken voor.

Bij ons zijn vooral het Groot Springzaad, het Klein Springzaad en de Reuzenbalsemien bekend. Het Groot Springzaad (Impatiens noli-tangere L.) is inheems in Europa; deze plant wordt 60 cm hoog; heeft goudgele bloemen met rode vlekken en groeit vooral in natte loofbossen, in grienden en langs stromend water.

 

Het Klein Springzaad (Impatiens parviffora) met haar kleine, bleekgele bloemen zonder vlekken is door import in de Nederlandse flora terecht gekomen, evenals de Reuzenbalsemien.

 

De Reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera Royle) werd in 1839 door Royle als sierplant uit N.India en de aangrenzende Himalaya naar de Kew Gardens in Engeland gebracht en vandaar naar het Europese vasteland. Hij siert sindsdien vele tuinen, kent allerlei cultivars en heeft na verwildering grote kolonies op oevers van rivieren en beken en in moerassige streken in geheel Europa.

Het is een éénjarige plant, die na de vorst, in het vroege voorjaar ontkiemt op een natte bodem. Daarna komt al spoedig, op een zeer ondiep wortelstelsel, de dikke, waterige groeistengel omhoog, die een hoogte van 2 a 2.5 meter bereikt. De bladeren hebben een scherp gezaagde rand. Waar de bladvoet aan de stengel ontspruit, verschijnen opzichtige extraflorale nectariën: forse knotsen waarop rode klieren suikersappen afscheiden; vandaar de naam: 'glandulifera' = 'klierdragend'. 

 

De bloemen hebben een doorsnee van bijna 3 cm. en komen in trossen aan de zijtakken bovenin de plant. Zij verspreiden een zoete geur. De bloei duurt drie volle maanden van juli tot september. Na de eerste vorst verwelkt de plant.

De bloem laat zich het beste vergelijken met een ruim geopende mond waarvan de opening wordt gevormd door de 5-tallige kroon: het bovenste brede kroonblad - de vlag - vormt de bovenlip; de vier kroonblaadjes daaronder zijn twee aan twee vergroeid en vormen aan weerszijden de wang en dan samen de tweeledige, brede onderlip, die als landingsplaats dient voor bestuivende insecten. Klik deze tekst aan of kijk op het forum in de rubriek: Dracht.