alt
Dit jaar is het opvallend dat de grasvelden in de plantsoenen wit kleuren van de klaver. Het past in het "Jaar van de Bij" en het lijkt er op dat het speciaal daarvoor is ingezaaid. Met de warme dagen in de eerste week van juli zat dit klaverveld, midden in Oegstgeest, vol bijen. Normaal vind je zo'n klaverweide in de noordelijke provincies.
 
De klaverplant "stuurt" op de grond lange stengels uit. Op de knoop-plaatsen ( waar twee blaadjes aan de stengel ontspringen) wortelt de stengel zodat er daaruit weer een nieuwe plant ontstaat. Zo iets als bij een aardbeienplant.
 
De plant bloeit met witte bloemen in een hoofdjes-achtige tros met een lange steel van mei of juni tot de herfst. De welriekende bloem is wit of heeft soms een roze waas. Individuele bloemjes zijn 0,8-1,3 cm lang en verwelken van roze tot bruin. De vrucht is een peultje dat verborgen zit in de dode bloem en heeft meestal één of twee zaadjes.

De botanische naam Trifolium wijst naar het blad die meestal uit drie deelblaadjes zijn samengesteld (Latijn: tres is drie en folium is blad). Elke steeltje bevat eigenlijk één blad met drie deelblaadjes (gesegmenteerd blad). Klaver is een waardevol veevoer, zowel in de wei als gedroogd, omdat het veel eiwit, fosfor en calcium bevat.
Zoals bij veel vlinderbloemigen is de witte klaver in staat om stikstof uit de atmosfeer te binden door symbiotische bacteriën in hun wortels. Hierdoor zijn klaversoorten bodemverbeteraars. Ze kunnen per hectare 55-170 kg stikstof toevoegen aan de bodem en de beschikbaarheid van andere voedingsstoffen voor toekomstige oogsten verhogen.
 
Morgen meer over klaversoorten in de rubriek dracht.

Koolzaad: rijk aan goud voor imker en imme !

(1940) Mijn eerste kennismaking met de imker stamt uit de jaren vlak voor de oorlog. Telkens aan het einde van de zomer kwam er een Oldenzaal binnen met een minihuifkar, getrokken door een aftandse pony. Met een oude kermisbel kondigde hij zijn komst aan. In de kar stond een teil waarin hij brokken raathoning had verzameld; voor een dubbeltje mocht je de kar betreden en er een brok uitnemen. Ik koos dan een schoon stuk raat zonder die lekkende smurrie; echt smaken deed het niet en het bleef aan je tanden zitten. De imker met hoed en pijp intrigeerde mij mateloos. Hij hield zijn “zwarte bijen” in korven; pas laat in het seizoen kwamen zijn volkjes echt in actie en vlogen op bermen en in roggevelden met hun papavers en korenbloemen. De voornaamste dracht waarop hij mikte was laat in de zomer: boekweit en heide.
(1970) Toen ik dertig jaren later zelf begon te imkeren, waren de tijden veranderd. De korven waren vervangen door kasten. Al vroeg in het voorjaar bracht je de bijen naar de wilg om de volken op sterkte te brengen voor het fruit: bestuiving en misschien een eerste oogst. Al snel moesten de volken dan klaar gemaakt voor wat ons hoogtepunt van het bijengebeuren was: de koolzaadvelden in de polder. Het gezamenlijk brengen vroeg in de ochtend, het controleren en regelen van het zwermen in de hitte van de dag, het binnenhalen van de oogst: ieder jaar opnieuw een happening; geweldig.
(2000) Sinds weer 30 jaar staan mijn bijen bij huis; haar aantal is aanzienlijk afgenomen en afgestemd op de dracht in mijn omgeving: wilg, fruit, paardebloemen, opbloeiende bermen, tuinen in de verre omtrek en eigen aanplant om de lege plekken in het seizoen op te vullen.
Goudgele koolzaadvelden – je ziet ze weer volop in Frankrijk en Duitsland – blijven het mooiste en aantrekkelijkste dat je kan overkomen. Misschien krijgen wij ze bij ons ook weer terug. Zullen ze dan nog even aantrekkelijk zijn voor onze bijen als voorheen, toen er nog niet gemanipuleerd werd?

anemoon-zomer 6176_20120226_1719928883

De echte herfstanemoon is Anemone hupehensis. Van deze anemoon met Anemone vitifolia zijn kruisingen ontstaan. (zie wikipedia) Anemonen zijn reeds lang in cultuur in Japan en China. De herfstanemoon heeft vlezige wortels. Andere anemonen groeien uit een knol of kruipende wortelstok.(bosanemoon) Alle hebben gemeen, dat ze toeven handspletige of handdelige wortelbladen bezitten, die uit tal van segmenten bestaan. De bloemen hebben vijf of meer bloembladen en zijn komvormig van opbouw.

Een herfstanemoon behoudt vaak z'n blad in een milde winter en kan tot een min of meer bodembedekkende plant uitgroeien. Voor de tuin zijn een aantal soorten bruikbaar waarvan de herfstanemoon een van de sterkste is. Variëteiten van de herfstanemoon zijn door middel van kruisen ontstaan. Momenteel zijn meer dan dertig variëteiten hiervan bekend. De herfstanemoon heeft z'n oorsprong in China.

Wil voor dit bijenjaar 2012 een voorstel doen: Zet in de tuin verschillende anemonen. Je hebt voor het voorjaar, zomer en herfst anemonensoorten die in dat jaargetijde bloeien. Op de foto staat Anemone hupehensis. De bloeitijd is van augustus tot begin oktober. De bloemstengels worden ruim 80 cm hoog en hebben op driekwart hoogte een vertakking waaruit voortdurend bloemen ontstaan. Voor een duidelijke - uitgebreide - beschrijving van meer anemone soorten: http://nl.wikipedia.org/wiki/Anemone

    

Bij een rondgang in Oegstgeest kom je deze struik(jes) in veel tuinen tegen.

In de late herfst zijn al de bruine bloemknoppen zichtbaar. Heel langzaam wordt in de loop van de winter de bloem zichtbaar en begin maart - afhankelijk van de temperatuur gaan de bloemen open. Het zijn klokjesachtige bloemen die een beetje aan een koeienbel doen denken. Afhankelijk van de soort zijn ze wit, roze, of rood.

Na de bloei loopt rotsheide met koperkleurig, rood, roze of geelgroen jonge scheuten uit. Het lijken wel bloemen.

De blaadjes die in het begin zacht zijn, worden langzamerhand leerachtig en staan in kransen rond de twijgen. Ze zijn diep- of lichtgroen. Er komen ook soorten voor die langs de bladrand gele of geelwitte lijnpatronen hebben. Het hele jaar door komen er nieuwe blaadjes bij, waardoor de plant nooit saai is.

Rotsheide groeit langzaam. Hij doet er vaak 10 jaar over om 1½ m hoog te worden. Dus past hij in het kleinste tuintje.

Het is zoals bij alle heideachtige soorten een aantrekkelijke heester die aantrekkelijkheid wordt wel bepaald waar dit heestertje staat. In de schaduw zie je er geen bij op maar op een zonnige plek is het net een bijenkroeg.

 

Dahlia's

alt

Dit verhaal gaat het over de enkelbloeiende soorten waar de honingbij en hommel stuifmeel en nectar kunnen verzamelen. Dahlia's geteelt uit zaad daarvan zien de knollen er hetzelfde uit als knollen van soortdahlia's (gestekt) zijn er toch enkele belangrijke verschillen. Zaai dahlia's koopt je altijd gemengd, immers niemand kan voorspellen welke dahlia er uit een zaadje komt. De variaties in kleur, bloemtype, hoogte enz. kunnen erg groot zijn.

Oorsprong.
Dahlia behoort tot de familie de Asteraceae.
Het plantengeslacht Dahlia omvat twaalf soorten, die inheems zijn in Midden-Amerika, met name in Mexico. De eerste beschrijvingen zijn van Francisco Hernandez en dateren uit 1615. Rond deze tijd werden de eerste zaden vanuit Mexico naar Spanje verzonden.

200 Jaar later, in 1804 wordt de dahlia echt geïntroduceerd en werd genoemd naar Andreas Dahl, botanicus en een leerling van Linneus.
In die tijd trof men dahlia's aan o.a. in de botanische tuinen van Madrid en later ook in Berlijn. Sindsdien is de dahlia verspreid door Europa en is men begonnen met kruisen en veredelen. Deze eerste dahlia's waren een kruisingsproduct van verscheidene botanische soorten en werden gegroepeerd onder de algemene noemer Dahlia Variabilis.
 

Meer lezen over de (zaai)dahlia, vermeerder, zaaien en bewaren in de rubriek dracht.